De periode tussen elf en vijftien jaar wordt wel gezien als de lastige fase. Kinderen ontwikkelen zich in deze periode in een verschillend tempo. Met elfjarigen voer je ineens heftige gesprekken over zakgeld, kleding, games, gebruik van internet en tv en make-up. Kinderen uit groep 8 zijn mondig en toch nog kind. Hun gedrag verandert: ze worden brutaler en tasten thuis en op school de grenzen af.
Elfjarigen brengen nog maar 35 procent van de tijd overdag in het gezin door. Benut de kansen om contact te houden, dat levert je in de puberteit veel op! Zorg dat je goed geïnformeerd bent (lees tijdschriften, ingezonden brieven van jongeren in magazines en volg ontwikkelingen op internet). Volg de interesse van je kind en voel je niet te snel afgewezen. Het gras bij de buren is natuurlijk groener! Kraak vooral niets af.
Ook al gaan schoolkinderen meer hun eigen weg, ze hebben nog wel hulp en aanmoediging nodig. Het is belangrijk dat ouders hun kind ruimte geven om eigen dingen te doen. Dit heet ‘loslaten’. Maar dat betekent niet dat kinderen alleen kunnen doen wat zij zelf willen. Ouders blijven verantwoordelijk voor kinderen. Zij volgen en controleren. Dit vraagt duidelijke regels en afspraken en helaas kan het af en toe niet anders dan dat je moet straffen. Een aangepaste straf helpt je kind zich aan de regels te houden.
Lichamelijke ontwikkeling
- Armen en benen worden langer.
- Gezicht wordt minder mollig en rond en het krijgt andere trekken.
- Melktanden vallen uit en er komen nieuwe, grotere tanden voor in de plaats.
- Tegen het einde van de lagere school kan een meisje haar eerste menstruatie krijgen.
Emoties
Een kleuter vertelt veel met zijn lichaam over hoe hij zich voelt: druk doen, huilen, lachen, roepen…Een schoolkind kan taal gebruiken om te zeggen hoe hij zich voelt: ‘Ik ben boos’. Hij kan zeggen wat hij voelt en zegt het niet alleen met zijn lichaam. Een kind in de lagere schoolleeftijd leert dat er verschillende soorten gevoelens zijn: geïrriteerd, boos, woedend, opgewonden, blij, uitgelaten, teleurgesteld, verdrietig, niet te troosten, zenuwachtig, bang, doodsbang. Hij leert zijn gevoelens beter onder controle houden. Je kind wil niet zomaar aan iedereen laten zien hoe hij zich voelt. Dat betekent niet dat kinderen niet meer mogen voelen, maar hij leert kiezen hoe zijn gevoel te tonen. Hij leert daarbij dat je niet in alle situaties op dezelfde manier kan reageren en dat hij zich moet aanpassen.Daarnaast leert een schoolkind dat anderen ook gevoelens hebben. Ze zien anderen lachen, huilen, rood worden, schoppen, in de lucht springen, rennen… kinderen leren langzaam gevoelens bij anderen te zien, te herkennen en te benoemen.Kinderen merken dat niet iedereen op dezelfde manier reageert, iedereen doet dat anders.
De thuissituatie is een ideale oefensituatie: je kind kan veel uitproberen en oefenen. Daar mag een kind zichzelf zijn en ‘fouten’ maken, zonder bang te zijn dat iedereen meteen boos wordt. Kinderen leren daarbij veel van de reacties van hun ouders en broertjes/zusjes.Een paar korte hulp tips: geef complimenten wanneer je kind zijn best doet op een goede manier met anderen om te gaan en bijvoorbeeld een ruzie probeert op te lossen. Benoem de bijbehorende gevoelens en zeg er iets over. Geef zelf het goede voorbeeld. Benoem welk gedrag gewenst en welk gedrag niet gewenst is en geef alternatieven. Herken en benoem gevoelens.